Accumulation of hyperparasites of Rhizoctonia solani by addition of live mycelium of R. solani to soil
Tóm tắt
Addition of live mycelium ofRhizoctonia solani to three slightly, acid sands collected in winter from a field after a previous potato crop resulted in accumulation of hyperparasites and less infestation of sprouts of infected seed potatoes. A similar effect was observed in alkaline marine sandy loam soils, but only after a second addition of live mycelium. The predominant hyperparasite in these experiments wasVerticillium biguttatum. Toevoeging van levend mycelium vanRhizoctonia solani aan licht zure zandgronden, in de winter verzameld van velden na een aardappelteelt, leidde tot een ophoping van hyperparasieten en een afneme vanR. solani en resulteerde uiteindelijk in bescherming van aardappelspruiten tegenR. solani. Dit effect werd ook in mariene zavels waargenomen, echter pas na een tweede toevoeging van mycelium.
Verticillium biguttatum bleek de meest voorkomende hyperparasiet te zijn.
Tài liệu tham khảo
Gams, W. & Zaayen, A. van, 1982. Contribution to the taxonomy and pathogenicity of fungicolousVerticillium species. I. Taxonomy. Neth. J. Pl. Path. 88: 57–78.
Gerlagh, M., 1968. Introduction ofOphiobolus graminis into new polders and its decline. Neth. J. Pl. Path. 74 (suppl. no. 2), 97 pp.
Henis, Y., Ghaffar, A., Baker, R. & Gillespie, S.L., 1978. A new pellet soil-sampler and its use for the study of population dynamics ofRhizoctonia solani in soil. Phytopathology 68: 371–376.
Jager, G., Hoopen, A. ten & Velvis, H., 1979. Hyperparasites ofRhizoctonia solani in Dutch potato fields. Neth. J. Pl. Path. 85: 253–268.
Jager, G. & Velvis, H., 1980. Onderzoek naar het voorkomen vanRhizoctonia-werende aardappelpercelen in Noord-Nederland. Inst. Bodemvruchtbaarheid, Rapp. 1–80, 62 pp.
Zogg, H. & Joeggi, W., 1974. Studies on the biological soil disinfection, 7. Contribution to the take-all decline (Gaeumannomyces graminis) initiated by means of laboratory trials and some of its possible mechanisms. Phytopath. Z. 81: 160–169.